Voor het gebruik van systeemhulpmiddelen die in staat kunnen zijn om beheersmaatregelen voor systemen en toepassingen te omzeilen, MOETEN de volgende maatregelen worden gehandhaafd door de organisatie:
Beperken van het gebruik van systeemhulpmiddelen tot het laagst mogelijke aantal betrouwbare bevoegde gebruikers dat praktisch haalbaar is met periodieke checks op niet meer actieve gebruikers;
Het gebruik van identificatie-, authenticatie- en autorisatieprocedures voor systeemhulpmiddelen, met inbegrip van de unieke identificatie van de persoon die het systeemhulpmiddel gebruikt;
Het definiƫren en documenteren van autorisatieniveaus voor systeemhulpmiddelen;
Autorisatie voor ad-hoc gebruik van systeemhulpmiddelen;
Het niet beschikbaar stellen van systeemhulpmiddelen aan gebruikers die toegang hebben tot toepassingen op systemen waarbij functiescheiding vereist is;
Logging van gebeurtenissen zoals gebruikersactiviteiten en andere systeemactiviteiten;
Het verwijderen of onbruikbaar maken van alle onnodige systeemhulpmiddelen;
Beperken van de beschikbaarheid van systeemhulpmiddelen (bijv. voor de duur van een geautoriseerde wijziging);
Registreren van alle gebruik van systeemhulpmiddelen.